Gordelgrasvink (Poephila cinncta)

Verspreiding:
Noordoost-Australië, voornamelijk op grasvlakten.

Grootte:
Ongeveer 11 centimeter.

Geslachtsonderhoud:
Het verschil tussen beide geslachten is erg moeilijk te zien. Een geoefend oog ziet het verschil aan de keelvlek. Bij de mannetjes is deze enigzins peervormig, bij de vrouwtjes langwerpig. Echt betrouwbaar is echter de zang: de mannetjes zingen, de vrouwtjes niet.
Sociale Eigenschappen:
U kunt van deze vogels het beste uitsluitend een paartje in de volìere houden. Houd ze liever niet samen met verwanten, zoals spitsstaartamadines en maskeramadines. U houdt deze soort bij voorkeur bij soorten die wat groter zijn dan zijzelf.

Geschikte Behuizing:
Deze vogels kunnen uitstekend als koppeltje in een gemengde buiten- of kamervolìere gehouden worden en doen het zelfs in een kooi binnenshuis vaak erg goed. Een buitenvolìere is bij voorkeur overkapt en goed beplant langs de randen.
Omgevingstemperatuur:

De tegenwoordige nakweek is niet zo gevoelig meer als de vogels van tientallen jaren geleden. Veel mensen houden hun gordelgrasvinken dan ook in een buitenvolìere met een goed geïsoleerd nachthok, ook tijdens de winter. Mocht u het idee hebben dat de kou uw vogels slecht bekomt, dan kunt u ze beter binnenshuis laten overwinteren of het binnenhok verwarmen.

Voedsel:
Deze Australische prachtvinken zijn vooral zaadeters. Eeen goed tropenmengsel is zeer geschikt voor ze. Daarnaast kunt u de dieren zo nu en dan ook wat trosgierst en gekiemde zaden voorzetten en groenvoer zoals herderstasje en vogelmuur. Tijdens de gehele kweekperiode hebben de dieren juist veel behoefte aan dierlijke eiwitten in de vorm van kleine insecten en hun larven en eivoer. Grit en maagkiezel horen altijd aanwezig te zijn, zodat de vogels ervan kunnen opnemen als daar behoefte toe is.

Kweek:
Gordelgrasvinken kunnen vanaf een leeftijd van 1 tot 2 jaar worden ingezet worden voor de kweek. U kunt de dieren in de volìere hun gang laten gaan, maar ook in een aparte broedkooi onderbrengen. Ze zijn verre van kieskeurig waar het de plaats en het soort nest betreft. De vogels broedenzowel in allerhande nestkastjes als in nestkorfjes. Ze maken hun vest van wat grovere materialen zoals kokosvezel en hooi, en de binnenkant wordt met zachter materiaal bekleed. U kunt ongeveer 5 tot 7 eitjes verwachten, die na 11 tot 12 dagen uitkomen. De pas uitgekomen jongen hebben behoefte aan eiwitten zoals buffalowormpjes. Daarnaast moeten ook gekiemde zaden op hun menu staan. Om en nabij een leeftijd van drie weken verlaten de jongen het nest. Ze kunnen dan nog niet voor zichzelf zorgen, maar worden nog een poosje gevoerd en begeleid. Ongeveer twee weken na het uitvliegen zijn de jongen als zelfstandig te beschouwen. Een goed passend kweekstel in goede conditie is tegen die tijd vaak in beslag genomen door een volgend legsel. Het is beter de jongen in deze periode uit te vangen, omdat het mannetje ze doorgaans niet meer in zijn buurt verdraagt. De jongen zijn redelijk op kler op een leeftijd van drie tot vier maanden,maar het duurt soms wel een jaar of langer voordat ze werkelijk helemaal 'af' zijn. Een succesvolle kweek hangtaf van het feit of de aanstaande ouderdieren elkaar mogen.

Mutaties:
Er zijn verschillende mutaties van deze vogelsoort bekend, waaronder de vrijwel witte waarvan de zwarte aftekeningen zijn verdund tot een lichte kler kaneelbruin en warvan de snavel en ogen rood zijn. Deze heet (crème-)ino. Daarnaast zien we ook een bruine mutant en de isabel.

Bijzonderheden:
De gordelgeasvink bastaardeert bij gebrek aan een soortgenoot met de spitsstaartamadine. Aangezien deze kruisingen geen enkele doel dienen, is het af te raden dergelijke 'kweekkoppels' samen te stellen.