Eind 1993 ben ik begonnen met het houden en
kweken van Baliespreeuwen. Deze geheel witte vogels met zwarte vleugelpunten en
staarteinde, boeiden me vooral door hun gedrag en hun postuur. Iedereen die
deze vogels ooit in zijn bezit heeft gehad zal beamen dat het een unieke
spreeuwensoort is met zijn blauwe huid.
Als de vogels rustig zijn, zitten ze een beetje gedrongen voor zich uit te staren.Wordt echter hun nieuwsgierigheid geprikkeld, strekken ze hun nek en zetten hun borst vooruit, waarbij vooral de man een bijna hautaine houding demonstreert met zijn wel 6 tot 8 cm lange omhoog gestoken kuifveren. Veel lang gepaarde vogels hebben de gewoonte om bij elkaar de veren rond de keelstreek uit te trekken, waardoor meestal bij poppen maar ook bij mannen die zo'n 4 à 5 jaar oud zijn een permanente kale plek ontstaat. Het lijkt erop dat ze dit doen uit "genegenheid" voor elkaar, maar het kan ook uit verveling zijn. Dit is vooralsnog niet bekend. Gelukkig hebben niet alle vogels deze "rare" gewoonte, waardoor ze er minder fraai uit komen te zien.
Het zijn redelijk behendige vliegers al komen ze bij het landen wat "log" over. Op de grond, waar ze weinig komen, bewegen ze zich vrij snel voort. Het lijkt wat op huppelend lopen. Baliespreeuwen nemen graag een bad. Zelfs zo uitbundig dat ze kletsnat geworden nog amper kunnen vliegen. Ze klauteren dan via het gaas naar een zitstok, slaan hun veren uit en maken toilet, waarna ze er weer picco-bello uitzien.
Het zijn beresterke vogels. Zieken heb ik tot op heden nog geen gehad. Aanbevolen wordt wel om ze voor de kweek en in de herfst een wormkuur te geven, een mestonderzoek vooraf is natuurlijk aan te bevelen,want waarom zouden wormvrije vogels een kuur ondergaan!Ze kunnen in een goed gestructureerde (beplanting of andere schuil-verstop plaatsen) volière met binnenverblijf gehouden worden. Aanbevolen afmetingen voor een koppel zijn 3 m¨ buiten- ,1 m¨ binnen verblijf en 2 m hoog. Bij lang aanhoudende koude (onder +5° C) loopt hun conditie terug, dus dan is bijverwarming gewenst. Daar het hier gaat om een vogelsoort die voorkomt op lijst 1 van de bedreigde diersoorten ( bij de laatste telling in 1996 heeft men nog 26 exemplaren in het wild waargenomen), is het van groot belang dat men alle in gevangenschap levende vogels in de gelegenheid stelt voor nakomelingen te zorgen, om ze zo voor uitsterven te behoeden. Hiertoe is er al enige jaren geleden een wereldwijd kweekprogramma opgesteld, dat voor Europa (EEP Europeaan Engagerend species Programmeer) wordt gecoördineerd door Theo Pagel die verbonden is aan de ZOO van Keulen. Hij vraagt dan ook een ieder die in het bezit is van een of meer exemplaren, deze bij hem aan te melden, om zodoende een optimaal beeld te krijgen van het bestand in privé-bezit. Een van de voordelen van deelname aan het EEP is dat men geschikte vogels kan vinden BV. voor het samenstellen van een koppel via het jaarlijks bijgewerkte en uitgegeven kweekboek. Hierin wordt melding gemaakt uit welke vogels jonge gekweekt zijn, welke gestorven zijn en waar ze zich bevinden. Dit zowel voor dierentuinen, vogelparken en particuliere bezitters. Soms worden vogels geruild in andere continenten om zo sterke bloedlijnen te verkrijgen en inteelt tot een minimum te beperken. Ook probeert men vogels op Balie uit te zetten om zo de wildstand weer op enig niveau te krijgen. Dit is tot op heden nog geen echt succes geweest, omdat o.a. de "vogelbeschermer" of "politiebeambte" zo ongeveer 5 jaarsalarissen kan beuren voor een enkel exemplaar op de zwarte markt. De vogel wordt dan BV. door een rijke Javaan gekocht om hem in een bamboebos als pronkstuk aan de gevel van zijn huis te hangen. Geen goede zaak dus om op deze manier vogels aan het kweekbestand te onttrekken.
De voeding bestaat hoofdzakelijk uit universeel
en regelmatig wat levend voer zoals BV. meel- of buffalowormen die
"verbeterd" zijn door ze BV. Carmix te voeren. Bij mij krijgen ze
verder enkele malen per week een eigen mengsel bestaande uit: fijngeprakte
tahoe, gemalen wortel, appel, komkommer en ander voorhanden zijnd fruit zoals
bessen, druiven, peer enz., flink wat pinky's uit de diepvries, kwark, een
mineralen/vitaminepreparaat. Het mengsel maak ik rul met eivoer (kanarie) . De
kwark is van belang voor het behoud van een gezonde darmflora, vooral bij net
zelfstandige jonge vogels. Het voer bij voorkeur op een voertafel aanbieden.
Het kweken met Bali's is over het algemeen genomen niet eenvoudig. Dat begint al bij het samenstellen van een koppel. Vooral bij jonge vogels en niet zelden ook bij overjarige, is het raadzaam ze te laten seksen om zeker te zijn van hun geslacht. Ander voordeel van dit endoscopisch onderzoek is, dat de dierenarts tegelijk veel kan zien betreffende de (broed)conditie en verdere gezondheid van de vogel. Normaal gesproken zijn overjarige vogels gemakkelijk uit elkaar te houden, omdat de man dan veel langere kuifveren heeft dan de pop. Deze zijn bij een "mooie" pop echter net zo lang als bij een wat minder bedeelde man. Ook is het niet de eerste keer dat twee poppen zich volledig gedragen als een koppel.
Als broedgelegenheid geeft men ze BV. een natuurblok voor valkparkieten of iets dergelijks met een doorsnede van ongeveer 15 cm en 30 cm hoog en een invlieggat van 6 cm. Het nestmateriaal kan heel divers zijn. Berken-, wilgen-, hei- of andere fijne twijgen, bladeren, plantenwortels, kokosvezels, grashalmen, varen, veren, kunnen bijdragen aan de bouw van een fatsoenlijk nest. Vaak houdt het nest niet veel meer in als wat twijgen en wat van hun eigen veren. Kapotte eieren zijn dan ook geen zeldzaamheid. Ook willen de eieren weleens sneuvelen doordat de broedende vogel met grote haast het blok verlaat en zo de eieren kapot trapt. Oplossing hiervoor is ze een horizontaal gehangen blok te geven. Ook bij het naar binnen gaan ploffen ze dan niet direct op de eieren.Zorg wel voor een nestkom,zodat de eieren bijelkaar blijven liggen. Broeden doen ze vanaf het eerste ei gedurende 15 dagen. Een legsel bestaat meestal uit 2 of 3 eieren en uitzonderlijk uit 4 of 5. Het komt ook maar zelden voor dat Baliespreeuwen meer dan 2 jongen per legsel groot brengen. Vaak zijn niet alle eieren bevrucht of er verdwijnen jongen,doordat ze worden opgegeten.
Kortom Bali's zijn vaak geen voorbeeldige ouders. Gelijktijdig broedende Driekleurige Glansspreeuwen (Spreo Superbus) kunnen daar uitkomst bieden,ook als de Bali's hun eigen eieren opvreten, wat weleens voorkomt en ze op tijd "geoogst" worden. Gelegd wordt meestal tussen 17.00 en 20.00 uur. De jongen worden uitsluitend gevoerd met insecten, dood of levend, maar natuurlijk bij voorkeur levend. In stukjes gesneden tahoe kan ook. Hoe groter de verscheidenheid hoe beter. Indien voorhanden voer ik ze permanent (witte) meelwormen en buffalowormen, pinky's, wasmotlarven, (huis)krekels en Egyptische treksprinkhanen die redelijk eenvoudig zelf te kweken zijn. Hiervoor is niet veel meer nodig als een ongeveer 60 cm hoog aquarium en een 8 cm hoge broodtrommel tot de rand gevuld met potgrond die vochtig gehouden moet worden. De sprinkhanen eten gras of beter tarwekiemen (ivm ziektes) en gedijen het best bij een temperatuur van rond de 30° C.
Jongen worden gemerkt met een 5,5 mm ring, ongeveer 8 dagen na het uitkomen of later met een chip (transponder) in de linker borstspier of op de rug links tussen de vleugel en de nekaanzet. Beter nog is beide. Bali's beginnen al vrij snel na het uitvliegen zelf te eten en zijn na een paar weken geheel zelfstandig. Veel jongen hebben tot aan de eerste volledige rui een grijze aanslag op de rug en vleugelbevedering, zoals bij witte rijstvogels voorkomt.